naderhand heb ik nog wel
in burgerhotels geslapen.
ondanks een hangslot altijd
waakzaam. pijnlijke
motieven, ook op de gordijnen.

het behang wasemde zweet en
shag. op de bedden
makkers, hun kleren stug
en ranzig. ik deinde mee
met het menselijk wrak-
hout, rondgesleten op de
zorgzame kliffen van de samenleving,
drijvend in een schuimende branding
van verstikte emoties en gemankeerde
ouders, weggetrokken in een
onderstroom van verslaving en perversies.
een mondhoek met
ingedroogd slijm:
te veel of te weinig medicijn?
ook aan de ontbijttafel was
geluk niet te vinden.

met het schoonmaken van
peeskamertjes ben ik snel
opgehouden – ik verdroeg
de verhalen van de vrouwen
niet meer.