'Komt u binnen, dokter.' Meneer Taekema schuifelt met zijn stok naar zijn stoel bij het raam. Hijgend gaat hij zitten. Zijn hart is, net als hij, 92 jaar oud en kan het niet meer alleen bolwerken. Buiten komen doet meneer Taekema bijna niet meer. Als hij netjes de medicijnen neemt die het hart wat krachtiger laten slaan en achterblijvend vocht afdrijven, gaat het binnen allemaal nog net.
'Zet de stoel voor dokter klaar', sist hij tegen zijn zoon. 45 jaar heeft hij in het onderwijs gezeten, hij is gewend om gezag uit te oefenen. De zoon, over de zestig, schiet overeind om mijn stoel aan te schuiven. Ik voel me een beetje opgelaten. Meneer Taekema heeft de afgelopen zes weken twee maal in het ziekenhuis gelegen. Allebei de keren omdat zijn hart het af liet weten: benauwdheid en vocht "achter de longen". De aap komt snel uit de mouw:
'Dokter, hoe moet het met die medicijnen. Ik kom er niet meer uit.' Op tafel liggen slordig wat doosjes en in een zak van de apotheek zitten nog eens vijftien doosjes en zes flesjes. 'Ik weet niet hoe ik ze in moet nemen.' De zoon pakt een doosje op en houdt het dicht bij zijn ogen.
'Ik kan vader niet helpen, want ik kan het niet meer zien.' A ha, medicijnen niet goed ingenomen, het hart verliest kracht en meneer Taekema wordt benauwd. Nu begrijp ik die twee opnames kort achter elkaar. Ik laat de zoon een dosette kopen; dat is een doosje waarin de medicijnen voor een hele week in vakjes worden gestopt. De patiënt hoeft alleen maar het goede vakje open te schuiven en de medicijnen van, bijvoorbeeld dinsdagochtend, rollen er uit. Maar wie gaat elke week de dosette vullen? Daar bellen we de ThuisZorg voor. Een deskundige zuster komt dan eens per week langs om de pillen over te hevelen van de potjes en de doosjes naar de dosette.
'We hebben een zorgstop, over drie weken kunnen we voor de eerste keer bij meneer Taekema langskomen.' Intussen is meneer dan voor de derde keer opgenomen, maar daar kan ThuisZorg niks aan doen, de minister misschien wel. Die drie weken wachttijd is trouwens een flinke vooruitgang. Twee maanden geleden kreeg mevrouw Jansen-Korf zo veel vocht in haar benen dat ik bang was voor een open been. Uit voorzorg wou ik haar zwachteltherapie geven. Met strakke zwachtels wordt het vocht dan als het ware uit de benen geknepen. In het begin van zo'n behandeling moeten de zwachtels om de dag opnieuw worden aangelegd. Toen was de wachttijd drie maanden. Gelukkig kon en wilde mevrouw Jansen naar de praktijk komen, zodat ik het zelf kon doen. Zoon Taekema belt aan bij de buurvrouw, mevrouw Stiphout. Even later stapt een energieke dame de huiskamer binnen.
'Oh, maar dat is geen punt. Dat doe ik ook voor mijn vader. Geen moeite om een keer per week even langs te komen. Als u maar zorgt dat het duidelijk is genoteerd wat hij nodig heeft, dokter.' Mantelzorg, heet dat tegenwoordig.